Hoofdstuk 16

Winand Kuytenbrouwer, de eerste pastoor (1665 – 1686)

Waterstaatskerk Rossum
Waterstaatskerk Rossum

De eerste pastoor van Rossum en De Lutte was een telg van een oud Oldenzaals geslacht. Zijn zuster Ludovica Kuytenbrouwer was na de opheffing van het Clarissenklooster te Oldenzaal in 1651, waarvan zij deel uitmaakte, uit Oldenzaal vertrokken en abdis geworden te Haselüne, waar een gedeelte van de Oldenzaalse zusters een nieuw klooster gesticht hadden.

Met de vrijheid van godsdienstuitoefening onder Munsters bewind was het spoedig gedaan. In mei 1666 trokken de Munsterse troepen weg. In 1672 keerden de Munstersen nogmaals in Twente terug, waar ze zich zeer bandeloos gedroegen en allerwegen het platteland afstroopten. Bisschop Bernard van Galen kreeg in de volksmond dan ook wel de naam “Berendje den Koodeef” of “Bommenberend” . De keerzijde van de medaille was dat men tenminste weer enige tijd godsdienstvrijheid genoot, maar na deze invallen werden de maatregelen tegen de katholieken weer grotendeels van kracht.

Katholieke doop en huwelijk werden in deze tijd in het geheim toegediend en gesloten. Toen de katholieken de grote kerk te Oldenzaal weer bezaten (van 1672 tot 1674) verrichtte pastoor Kuytenbrouwer om de beurt met H. van Leijen, de pastoor van de stad, de dienst in de Plechelmuskerk. Na 1674 bleef pastoor Kuytenbrouwer heimelijk in Oldenzaal om zijn buitenparochie Rossum en De Lutte te kunnen bedienen. Na een twintigjarige pastorele bediening stierf pastoor Kuytenbrouwer op 17 september 1686 (volgens het Necrologium van Haarlem).

Pastoor Johannes Wissink (1686 – 1700)

Volgens de traditie werd pastoor Kuytenbrouwer door de Oldenzaler Johannes Wissink als herder van Rossum en De Lutte opgevolgd. Wij beschikken echter niet over nadere gegevens over zijn pastoraat.

Pastoor Christophorus Bloemen (1700 – 1728)

Na hem kwam Christophorus Bloemen (1700). Deze was eveneens uit Oldenzaal afkomstig. Zijn theologische studies had hij in Leuven gemaakt.

Evenals bijna alle pastoors in Twente tekende hij de petitie voor het handhaven van de jansenistische sympathieën koesterende Petrus Codde, maar toen ze zich van hun dwaling bewust waren geworden, onderwierpen ze zich bijna allen. Zo ook Christophorus Bloemen.

Naar: Geschiedenis | hoofdstuk 15 | hoofdstuk 17